Tekenen? Ik?!
HAHAHAHA, nee joh: dat kan ik helemaal
Dacht ik. Tot de eerste lockdown in 2020 kwam, al mijn werk wegviel en ik dacht: “Ik moet echt iets gaan doen om mijn gedachten te verzetten, want: geen idee hoe lang dit gaat duren”. En toen dacht ik: “Weet je wat, ik ga tekenen. Daar ben ik helemaal niet goed in, maar ik vind het wel heel leuk en in heb zo het vermoeden dat ik tijd genoeg heb om het uit te proberen.”
Tegenwoordig sleep ik mijn tekenspullen overal mee naartoe.
Ik wist dat ik portretten wilde tekenen. Mijn eerste materiaal was een stukje papier en een potlood. Gaandeweg ben ik gaan experimenteren met diverse verfsoorten, pastelpotloden, pennen en verschillende papiersoorten.
De schoonheid ontstond pas echt toen ik bepaalde clichés niet meer probeerde te omzeilen: de duivel zit voor mij echt in de details, geduld is een schone zaak, weten wanneer je moet stoppen. De overtuiging “Wat je begint, moet je afmaken” heb ik samen met heel veel probeersels in de papierbak gegooid: soms moet ik oude schoenen gewoon weggooien om ruimte te maken voor nieuwe.
Het werd pas echt leuk toen ik het logisch denkende, kritische deel van mijn brein ‘uit’ durfde te laten. Toen startte de magie.
Mijn tekeningen communiceren wat ik niet in woorden kan vatten.
Het zijn momentopnames die niet geforceerd kunnen worden. Als ik de behoefte voel om te gaan tekenen, en die inspiratie komt vaak ‘s avonds laat, begin ik. Zonder na te denken over hoe het portret er tot in detail uit moet zien, wat het uit moet stralen, ontstaat er -uit het niets- een portret dat raakt en een verhaal te vertellen heeft.
De ogen ontstaan altijd als eerste. Als die spreken, ga ik door.
Niets is van een voorbeeld, alles is ‘freehand’.
Ik kan tekenen ook niet meer los zien van al het andere werk dat ik doe. Het hoort bij mij. Het voelt goed om de portretten niet langer voor mezelf te houden, maar te delen met anderen.